Taal
Zij staat haar mannetje
Ik wil het even hebben over diversiteit in ons taalgebruik. En dan heb ik het niet eens over allerlei diversiteit, maar gewoon over vrouwen en mannen.
Zoals jullie weten bestaat de helft van de wereldbevolking uit vrouwen, en in het sociale domein is misschien wel 75% vrouw, inclusief managers en directeuren. Toch hoor ik de hele tijd mensen praten over bijvoorbeeld: “Er kwam vijftig man opdagen” of “We waren met veertig man sterk”, terwijl er toch heel veel vrouwen aanwezig waren. Waarom zeggen we niet gewoon: “Er waren vijftig mensen aanwezig”, vijftig deelnemers of bezoekers? Een brief beginnen we met ‘Geachte heer, mevrouw’, waarbij de heer altijd als eerste wordt genoemd, terwijl de kans groot is dat degene die de brief leest een vrouw is. Bij een sterke vrouw zeggen we: “Zij staat haar mannetje”, of “Zij heeft de broek aan” of “Zij heeft haar op de tanden”. Sterkte of kracht wordt hierbij automatisch geassocieerd met mannelijk. We kunnen ook gewoon zeggen: “Het is een sterke vrouw” of een sterk persoon. Als het over werktijd gaat, spreken we over mankracht of manuren in plaats van menskracht of mensuren of wat dacht je van uitzendbureau ‘Manpower’. En bij beroepen: bewindsman, ombudsman. Zelf ben ik sociaal raadsvrouw, maar mijn officiële functienaam is nog steeds sociaal raadsman.
Ik verwijt dit niet perse de mannen, want de vrouwen doen het net zo hard. Sterker nog, soms zijn mannen zich er meer bewust van. De herkomst is vaak te verklaren uit beroepen waarin van oorsprong alleen mannen voorkwamen, zoals het leger of de scheepvaart, bijvoorbeeld ‘met man en macht’ of ‘overmand worden’. Maar het is 2025 en dit taalgebruik wordt nu toegepast in hedendaagse beroepen als sociaal werk of in de politiek of ons alledaagse leven, zoals “Hé jongens” of ‘allemans vriend’,
Let er maar eens op, het zal je verbazen hoe vaak je deze termen (en andere) tegenkomt.
